Pai
We nemen een snipperdag vandaag. Na het ontbijt, overrompeld door Chinezen (één rochelt onmogelijk luid en deponeert zijn fluim in een papieren zakdoekje op de tafel naast ons). Pai is inderdaad een mini-Khao San Road, een pretpark voor het, vooral, jonge volkje. Stijn was hier twintig jaar geleden.
Onherkenbaar, zegt hij, vroeger was er één dirt road. Ik weet zelfs niet meer waar ik geslapen heb toen.
Het centrum is een aaneenschakeling van shops en restaurantjes, hotels, resorts, guesthouses, koffiebars en pubs, touroperatoren (raften, longnecks, caves …) en bromfietsverhuur. (24 u/100 bath, 2,5 euro). Hier en daar zie je nog een Bob-Marley T-shirt, maar er heerst niet echt een hippie love sfeertje. Enkele jonge gasten lopen er verdwaasd bij, één in bloot bovenlijf, barrevoets. Er zijn enkele bookshops, maar die lijken niet drukbezocht.
Ik krijg de avond vrij en ga Indisch eten in BeBeSpice, een sympathieke tent met een aimabele gastvrouw. Een kleine blonde krullenbol en een Thais kind lopen rond en delen briefjes uit aan voorbijgangers. De pulau rijst is lekker, met cardamom en kruidnagel, de dhal is romig en gekruid. Maar de mango lassi is gewoon een shake en het garlic-coriander naan brood komt uit de diepvries. Maar toch, chapeau voor een Thaise kok. Een lange blonde man, een Hollander dus, komt me een hand geven.
I don’t know his name yet, zegt de eigenares.
Sebastiaan, zeg ik.
Ik ook, ook Sebastiaan, zegt hij.
Die krullenbol is jouw zoon?
Hij knikt. Joppe. De eigenares is mijn vriendin. Paar jaar geleden kwam ik hier eten. Ik vroeg haar om erbij te komen zitten. En van het een kwam het ander. Gouden hart, goede moeder, lieve vriendin, goede kok. Waarom niet, zei ik.
Na mijn Indian curry is het tijd voor een Thaise massage. Ik vraag de eigenares waar ik een goede vind.
What are you looking for, vraagt ze.
Just normal Thai massage. No hanky panky.
Go back, before the trafficlights, on your right. Relax.
No, not relax massage, Thai massage.
Ze lacht. ‘Relax’ is the name of the place.
Ik wandel naar Relax. Een potige vrouw, of is het een verwijfde, man toont me het menu.
150 bath one hour. Haar schouders komen ter hoogte van mijn neus.
Ik steek twee vingers op. Two hours.
De manvrouw bladert verder. Or special massage. 200 bath one hour.
Ik ben argwanend. What is special massage?
Strong massage.
Ok. Two hours.
En of het een stevige massage is! Ze gooit er alles tegenaan. Poten en oren, en haar hele lijf. Ze staat op me, duwt haar tenen onder haar schouderbladen, plooit me in omgekeerde lotuspositie en test of ik mijn voeten achter mijn nek kan plaatsen.
You cry?, vraagt ze lachend.
It is ok, kerm ik.
I make you pain.
Yes, but it’s okay. Morgen ben ik geradbraakt, denk ik.
Plots beginnen mijn darmen te reageren op de Indische maaltijd. Ik houd me sterk, maar de posities waarin de manvrouw me dwingt, moedigen de peristaltische beweging nog aan.
Sorry, can I go to the toilet?
No problem, sir.
Ik spendeer de volgende tien minuten op de pot. Het brandt, waarschijnlijk door de Thaise red curry van gisteren. Ik neem de sproeier (toiletten hebben hier een handsproeier, waarmee je je achterste kan schoonspuiten), maar het ding ontglipt me en spuit de kamer onder: muur, spiegel, handdoek, vloer, alles kletsnat.
It is good to go to the toilet, beaamt de vrouwman wijselijk, als ik opgelucht weer plaatsneem op de mat, en ze trekt mijn schouder uit de kom terwijl ze haar vuist keihard in de spieren van mijn onderrug duwt. Oh Joy.
Ik geef haar een extra 100 bath voor de moeite.
Onze laatste dag in Pai rijden we naar de Tha Pai Hotspring. Er zijn bijna geen toeristen. Op het bovenste niveau is het water 80°c. No boil egg, zegt een bordje, maar een Thaise koppel laat een mandje met eieren in het water. Na de hot spring lunchen we in een zalig eethuis, volledig gebouwd uit bamboe. Ik heb de van op een helling geparkeerd. Maar als ik aanzet, gaat er iets mis. We bollen achteruit, richting de dieperik. Iedereen begint te schreeuwen. Ik ook. Ik trappel naar de pedalen, beetje stress, door al het geschreeuw.
2 augustus, Chiang Mai
Chiang Mai. We checken in in het Top North Hotel. Niet echt top, eerder vergane glorie. Er stinkt iets, waarschijnlijk de leidingen, er is geen warm water, de airco is superluidruchtig, de badkamer zit voor schimmel en internet werkt voor geen meter. Maar voor de verandering is het eens goedkoop, en de kinderen vinden het super.
’s Avonds verandert de stad. Vibrerend, bruisend, vol ondeugd en cheekiness, komt ze als een nachtdier op een nieuwe manier tot leven. De cultuur verdwijnt naar de achtergrond, de monniken slapen of zingen een mantra of drie, de tempels dommelen in en kijken gelaten neer op het gebeuren in Saturday Walking street, waar de leukste brol verkocht aan een mensenmassa, die zich in een trage stroom tussen de kraampjes slingert.
Op een open plaats staan een paar kermiskraampjes. De monsters gooien met vogelpiek-pijltjes naar ballonnen. Plots steekt de vogelpiek-man zijn hand op.
Yes, yes, five, zeg ik, en ik laat een ballon knallen.
De man blijft zwaaien met open hand. Ik doe nog een ballon uiteenspatten. Dan pas hoor ik de muziek. Ik kijk rondom ons. Niemand beweegt. De markt is stilgevallen. Iedereen staart ons aan. Eindelijk heb ik het door. Stop, stop, gebaar ik naar Ella, die het volgende pijltje klaarheeft. De muziek is het nationale volkslied. Als dat weerklinkt, moet iedereen stoppen waarmee hij bezig is en eerbiedig luisteren. Onze knallen waren niet bepaald eerbiedig.
Aino en Finn schieten met een luchtbuks. In het kraam ernaast mik ik met een BB-gun op een papieren roos, voor twintig bath. Ik mik blijkbaar redelijk goed, want de vrouw geeft me tachtig bath terug.
Nog een keer, zeg ik, trots op mezelf.
De vrouw kijkt bedenkelijk en laadt mijn BB-gun.
Ik schiet de lader leeg, klaar om mijn tachtig bath in ontvangst te nemen. De vrouw geeft geen kik.
My money?, vraag ik hoopvol.
No.
No money?
No.
Why?
Geen antwoord. TIT. This is Thailand.
Stijn en ik, de verantwoordelijke papa’s, krijgen de avond vrij. En centrum Chiang Mai is the place to be. Big in Thailand. We beginnen kalmpjes, in één van de vele bars in de buurt van Thapae Gate. Voor de pubs staan de opgemaakte gogo-girls, met korte bilspleet-jeans-shorts en uitnodigende kreetjes, lokken ze mannen naar binnen. Ze verdienen op elke drankje dat een customer hen koopt. Kost een Singha-biertje normaal 100 bath, dan betaal je 140.
Een oudere man met dikke buik spreekt ons aan.
I’m a widower. At home I only get older women.
I don’t judge, zeg ik, en ik wens hem het beste.
Een Amerikaan, die in Taiwan woont, speelt harmonicasolo’s, onder begeleiding van een Thaise Clapton. I keep drinking walking milk.
Straks begint een biljarttoernooi, vertelt de eigenaar, wanna join?
No thanks. We hebben andere plannen. Drinken en naar de vrouwen kijken. Want dat mag vanavond.
We switchen pub, kiezen een bar aan de overkant van de straat, iets loucher. Een Thaise met een kapiteinspet nijpt onmiddellijk in Stijns ballen. Dat belooft. We nemen plaats aan de toog en bestellen een grote Leo, 5,5°. Na enkele minuten, als de meisjes van plezier doorhebben dat we niet geïnteresseerd zijn, druipen ze af, ze nemen plaats aan ingang, en wachten op nieuwe slachtoffers. Als we hen aanspreken, negeren ze ons.
So if we don’t pay them a drink, they don’t talk to us?
Tété, de mooie meid, in charge achter de toog knikt, they are working.
Where are you from?, vraag ik haar.
Isaan.
Isaan ligt rechts van Chiang Mai, het warmste en armste gebied van Thailand, las ik ergens,
Your family is still there?
yes.
You go back home?
Once a year. Isaan very far!
Een jonge kerel naast ons, met pleisters op zijn pubersmoel, legt het aan met een Thaise meid. If you don’t agree, I know someone for 300 bath for three hours, zegt hij. Uiteindelijk gaat hij alleen terug naar buiten. Een sullige Japanner gaat naar boven met Fon, een Thaise met roestbruin geverfd haar. Onder aan de trap krijgt de Jap zijn schoenen bijna niet uit, Fon zal wel helpen met zijn broek. Een kwartier later staat hij weer beneden. Een luidruchtige bende jonge Hollanders stormt binnen en neemt de bar over. Sympathieke kerels, op zoek naar fun. Maar plots gaan de lichten aan en de muziek uit, alle sigaretten en asbakken verdwijnen. In de straat lopen een twintigtal politiemannen, met stofmaskers en helmen. Sluitingstijd.
De Nederlanders, Noah en Bas en de anderen, tronen ons mee naar Yellow ‘O, één of andere bar, veronderstel ik, aan de overkant van de rivier.
De Yellow ‘O is een bescheiden danstempel. Maar de scéne is meer dan dat: hallucinant,groezelig en duister, cafés rond een doodlopende steeg, een reggae-bar, stromen sterke drank, een shoarma-kot, een Indisch restaurant. Het doet denken aan een overvolle Vlasmarkt op de Gentse feesten: duizenden toeristen en Thai, overwegend stomdronken, lopen ze rond met kleine emmers vol goedkope haise sterke drank en rietjes. Gelal en gelul, en een enorme warmte van de vleesmassa. Choppers met getatoeëerde dudes, hippies en wannabees. De Hollanders storten zich in de meute, pappen onmiddellijk aan met enkele jongedames. Ik voel me oud. Ben één van de oudsten hier.

Noah blijft buiten staan.
Noah sjit op Tinder, zegt de leader of the gang, hij heeft afgesproken met een Thaise, ze moet hier ergens rondhangen.
Tinder is een date-app. ‘Tinder is how people meet. It’s like real life, but better.’
En ja hoor, even later duikt de Tinder-chick op. Het is een klein drollig meisje. Noah maakt zich met een smoes uit de voeten.
We drinken. We lullen met Jan en alleman. Met Santana (of zoiets), een Srilankaan, die voor een INGO werkt in Mae Sariang, bij de Burmese grens. I work in a refugee-camp, for my next post I want to go to post-earthquake Kathmandu. Met Lizzie Taylor, en husbond, een Leeds United fanaat, die denkt dat alle Europeanen de Britten haten. Because of the hooliganism, you know. Met Kees, een jonge Nederlander, die niet begrijpt dat we met kinderen door Thailand reizen, maar die het later, als hij vijfendertig is, ook wel wil.
Er is geen agressie hier, of het voelt toch zo aan, zeg ik tegen Santana.
Da’s niet zo, antwoordt hij, er wordt hier veel gevochten. Elke keer ik hier kom, gaan er wel een paar Britten elkaar te lijf. They fight over Thai women.
Dat is waarschijnlijk de reden waarom de politie, om één uur ’s nachts, de boel komt sluiten. Zo veel zatte westerlingen, zoveel beschikbaar vrouwelijk schoon, het kan alleen maar op geweld uitdraaien. Human nature. Maar dat houdt ons niet tegen om tot drie uur te blijven hangen, samen met Kees, die we moeilijk kunnen afschudden. Een peer op zijn bakkes zou helpen. Maar dat mag niet. Een jonge toerist roept me, en vraagt, ik weet niet waarom, of ik de penis van zijn vriend wil zien, waarop die prompt zijn broek laat zakken. Ik bedank en loop verder. Ik eet nog een samosa bij de Indiër, die aan het opruimen is. Zijn dochter ligt onderuitgezakt te slapen in een stoel. De samosa is superpikant en ik krijg vlammende hoofdpijn. Die blijft duren tot de volgende dat twaalf uur. 🙂
We wandelen terug en doen nog een Burger King aan, open all night. Aan de counter staan twee olijke Oostenrijkers, een tweeling, zo zat als een kanon, twintig jaar misschien, onschuldig naïef vertellen ze over hun nachtbus vanuit Bangkok. 15 degrees, all night, and we only got this little blanket, craaa-zy!. En over hun guest house in Chiang Mai. Our room, 200 bath, but no airco, the fan rattling all night like a submachinegun. We didn’t sleep for two nights.
Check out Yellow ‘O tomorrow night, zeg ik met dubbele tong. You will love it. You won’t sleep either.
We’ll do that, belooft de tweeling, en ze verdwijnen zwalpend in de Thaise nacht, drinkend van een waterfles, tegen het uitdrogen.
Heerlijke avondlectuur… Wanneer krijgen we Sari’s avonturen van avondjes uit te lezen?