Resumeetje van een maand

Via het spoor, met boeings en airbussen en vooral met heel veel taxi’s over heuvelkammen en bochtige wegen. Ons 7-koppige groepje (de drie monsta’s, Sari, Bas, Oma Hilde en Tanti Emma) verplaatste zich van west naar oost, van stedelijk moslim Yogjakarta met het tempelbezaaide Bali en dan langzaam terug naar het oosten, naar Jakarta, om er op 28 aug naar Kuala Lumpur te vliegen. Onderweg, In Ubud, nemen we afscheid van Hilde En Emma. Het was lachen met hen, met Hilde’s oervlaamse nuchterheid, met Emma’s ontwapenende onschuld. ‘t Is ook een bedankje waard. Bedankt dat jullie erbij waren! (Serieus, zonder melig te willen klinken.)

 

Nu huren we een week een villaatje in Buleleng, een zusterdorpje van Lovina, aan de noordelijke Balinese kust. We hebben een tafel met uitzicht op ons tuintje, waaraan we boterhammen met Nutella smeren, en ons zelfgemixt watermeloensap drinken. De temperatuur is heet, warmer dan normaal zegt Kirno, de tuinman en manusje van alles, die we erbij krijgen, bij de Airbnb voor 275 euro per week, met twee slaapkamers en gezellig privé-zwembad. Er is ook een nachtwaker, die opduikt om 21 u en een huishoudster, die voorlopig nog niet echt opdaagde. 🙂


We hebben een brommertje gehuurd (een 125 cc, 4 euro per dag) waarmee we naar de locale markt snorren, om Thaise aubergines te kopen, longbeans, een patat of vier. Misschien maken we vanavond een curry. Of misschien niet. Misschien gaan we naar The Three Wise men, een warung, waar we nasi goreng krijgen, of morgen, op bestelling, gegrilde zeevis. 

Buleleng zelf heeft niet echt een dorpskern, toch niet zoals wij ons die voorstellen; geen wirwar van  straatjes met in het midden een plein. Wel, zoals meestal het geval is, één lange baan, die de kust volgt, en waaraan de beterbedeelden zich een stuk grond kochten om een hotel, of winkel uit te baten, of een of touroperator waar je dolphinspotting of een snorkeltrip kan regelen. Voorlopig laten we de bedrijvigheid langs de drukke weg even voor wat ze is, zij het om pesto en parmezaan te kopen in Lovina Bakery. Na een maand Yogjakarta, Uluwatu, Ubud, Sidemen, Sanur, Kuta Lombok, Bedugul, genieten de kindjes van hun Hello Kittyspeelgoed naast het zwembad, van een ritje op de brommer, en Ella leert mes, vis en vaas onder de gazebo. We nikseren, zoals Ella het zeg, we doen niks, of toch niet veel, zoals het hangbuikzwijn van de buren.

Jogyakarta was fun, we liepen er langsheen de kraampjes van een streetmarket, maakten, om er even in te komen, een ritje met paard en kar en keken naar de luie avondvliegers op het plein van Alun Alun. We kopen een nieuw fototoestel, joy oh joy! Ik moet wel een dag en een half overslaan nadat ik seafood at in een groezelig etablissement op het strand. Hilde, met haar ijzeren  gestel heeft er geen last van en met ons kroost in haar kielzog verkent ze de locale fauna in de zoo en op de birdmarket.

Van Yogja vliegen we naar Denpasar, Bali, hier komt David ons ophalen, de privé-chauffeur van Moses Huszar. Moses is Sari’s broer, die met zijn gezin in Uluwatu woont en het nu in het hoogseizoen superdruk heeft om zijn klanten-toeristen op zijn wenken te bedienen. (Zin in een kwalitatieve, georganiseerde Indonesia-reis? Surf naar mavaholidays.com! ;-)) Uluwatu is het surfparadijs voor jonge goden, en ik voel me hier oud, en out off shape. De kindjes genieten van de watertjes die zich vormen op het strand als de golven zich terugtrekken, maar de stroming is sterk, niet ideaal voor onze monsta’s. Het zicht is dan weer wel fenomenaal.

De traagte van de dagen neemt langzaam de overhand. (Maar het blijft wennen aan dit ritme, en dat zal ook zo blijven. Vandaag, na één maand ergert onze Westerse efficiëntie zich nog altijd aan de lethargie van deze maatschappij. Een warenhuis binnenwippen is een ramp. Een warenhuis binnenwippen kan eigenlijk niet. Elke afdeling heeft een manager, elke gang wordt bediend door minstens twee verkopers, die zich stierlijk vervelen. De kassiers zijn opgeleid om al  hun bewegingen met gratie uit te voeren, om de barcode minimaal vijf seconden voor hun scanner te houden, om alles op een minutieus elegante manier in plastic zakjes te schikken. Ik weet het, zen, oosterse rust, harmonie, zegt u misschien. Och, laat het uit, dat lauw gewauwel over onze westerse gejaagdheid. Ik geef toe, er is wel iets van aan, wij zijn té. Té productief, té alles. Maar dit hier is té weinig. Nu ja, als het dat maar is … 🙂

David, Moses’ chauffeur, kent de weg naar onze volgende stop. David kent de weg zodanig goed, dat de rit een extra uur in beslag neemt. Altijd lachen als Aziaten de weg weten. Maar het loont de moeite. Tana Cinta, een supercharmant hotel in een Aziatisch- bucolische setting, temidden van de rijstvelden en palmbomen, ver weg van het tailormade toeristisch tumult van Ubud, het kunstenaarsdorp. Waar ik lak aan heb. We verkennen de Tripadvisor-highlights van Ubud: het machtige, zij het gecommercialiseerde Tegalalang rijstveld, het apenwoud en het olifantenopvangcentrum. Energieke Stijn Mangeleer en Marlies Den Hert, en Finn en Aino, hun twee mangolen, doen er nog een paar heiligdommen bij. Het is lachen met deze dolle bende, met Marlies, die het bijna in haar broek doet als ze de slappe lach heeft, met Stijn en zijn Engelse talenknobbel en geniaal-creatieve ideeën. Dankzij Stijnie leren we fish-cury met kokos maken bij mensen thuis. Zalig.

De rijstvelden van Bali zijn van de mooiste ter wereld, de rit van van Ubud naar Sidemen is dan ook echt mooi. En kronkelend. Het binnenland van Bali heeft iets intiems, feeërieks, het equivalent van de Britse Cotswolds misschien, maar dan zonder regen of schapen. Met elk dorp zijn heiligdom, elk huis zijn tempel met godenbeelden in zwartwitgeblokte kleden, met de beate glimlach langs de weg. In Sidemen ontmoeten we de reuze laba laba (een ongevaarlijke monsterspin), de gekko (een plasticine- hagedis met sympathiek karakter), de gokkers die juichen voor de hanen uitgerust met Wilkinson en Gillette.

In Sanur boeken we een kamer in het hippe Oasis Lagoon, en doen ons tegoed aan het ontbijtbuffet. We fietsen op de dijk. We eten verse vis. We willen het turtle sanctuary bezoeken, blijkt dat de staf naar huis is voor de ramadan. (Dat het al een paar weken ramadan is, dat kunnen we niet ontkennen. Och, er is bier en de restaurants bedienen ons op onze wenken, daar niet van. Maar in Yogjakarta verslikten we ons bijna in onze pizza calzone telkens als de muezzin zijn klep opentrok, en zijn elektronische gebeden door een soundsystem joeg. Niet dat de Yogjakartenzers er nog van opkijken. Ze zijn het gewend. Een Balinees vertelt ons dat hij ook na zonsondergang niet veel eet. Anders moet hij overgeven.

Op, Selong Blanak, een adembenemend strand op Lombok spreekt Tony, een corpulente Zwitserse hotelmanager en zelfverklaarde vriend van de Laksar Bali (een locale boevenbende) dit tegen. Mijn staf, als de zon onder is, het zijn net Romeinen, ze overeten zich en steken daarna hun vingers in hun keel. Ik hecht niet veel geloof aan zijn woorden. Maar ze kunnen drinken, de Lombokezen. Sommigen toch. Op de vooravond van Idoel Fitri, het langverwachte einde van de ramadan, komen Stijn Mangeleer en ik terecht op een strandfeestje. Bitangbeer alom, gebakken kip, een vreugdevuur en fusées langs alle kanten. Mooi moment. We slagen er wel niet in om de volgende dag om zeven uur op onze afspraak golfsurfen te staan. De Bintang bleek ons net iets te machtig. )

Duizend vijfhonderd meter hoger en met twintig graden verschil is Bedugul een verademing. Maar, opnieuw, niet langs de hoofdweg, want het is een vakantiedag en Balinese toeristen rijden af en aan om aardbeien te kopen. En de auto is koning; in the botanical gardens zijn wij de enigen die , tevergeefs, te voet op zoek gaan naar the corpse flower.

Ondertussen hebben de monsta’s hun jetlag al lang overwonnen. Energie met hopen, tenminste tot ongeveer 20 u ’s avonds. Dan zijn ze afgejakkerd. Van ’t spelen in het zand, van te zwemmen (en wat kan het hen schelen dat hun haar langzaam groen wordt?) van te ‘tjolen’ door de straten, van alle indrukken, van kijk dit mama, en papa heb je dat gezien? Lux is ondertussen bijna twee, en ook dat hebben we geweten. Als iemand vraagt ‘wat is het moeilijkste aan reizen met kinderen?’, dan ligt het antwoord voor de hand: de kinderen. En zeker die kleinste. Die peuter die twee wordt, en, zonder na te denken, onbekend met logica of onderhandelen, resoluut op alles NEE antwoordt.

Maar het is natuurlijk ook hun verwondering die zo fantastisch is. Kijk dit, kijk dat, en soms hadden we het niet gezien. Of we schonken er al geen aandacht meer aan. En anderzijds hun aanvaarding, van zelf het meest bizarre. Mensen zonder benen bijvoorbeeld. Een heel gezin op één brommer, inclusief oma en pekinees.

Van hieruit, als we er zin in hebben, gaat het naar Pemuteran, en dan via Gilimanuk met de overzet naar Java.

En daarna zien we wel.

8 comments

  • Fantastisch om jullie verhalen te mogen volgen! Doe zo verder, en blijf genieten van de kleine dingen… het fascinerende van de streek, van elkaar!

  • Inderdaad heel leuk om jullie blog te volgen! Benieuwd of jullie nu al in Kuala Lumpur zijn? Ik vrees dat jullie serieus zullen moeten wennen aan de stadsdrukte, na een maand chillen in Bali! Enjoy!

  • Leuk om te lezen! Het stukje over Lux is héél herkenbaar 😉 Met een 2-jarige op rondreis inderdaad soms om “tuureluut” van te worden, maar ook héél fijn. Geniet nog van al het moois en het gezapige leventje!

  • Boeiend om jullie verhalen te lezen! Geniet ervan en have fun!!! Vele groetjes

  • Heerlijke avondlectuur van op ons vakantie adresje in Friesland, alwaar de koeien loeien en de boten gezapig door de kanalen varen. Dikke zoen aan Sari en de kindjes

Submit a comment

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s