Reizen door Zuid-Oost Azië is meer dan dan de postkaart-taferelen.
Het echte Indonesië vind je ook, en misschien vooral, buiten Borubodur en weg van de Bromo-vulkaan. In gebieden, steden en achterlanden die niet ontworpen zijn of onderhouden worden voor toeristen. Surabaya bijvoorbeeld, in het Noord-oosten van Java, is een ander soort echt, een broeierige stad met meer dan vijf miljoen inwoners en een verkeersprobleem, dat enkel kan opgelost worden door een metro, maar daar is geen geen geld voor. Volgens de reisgids is de metropool op het eerste gezicht de moeite om links te laten liggen. Maar, als je de tijd neemt, biedt deze hoop van stenen en bouwwerken toch wel wat interessante hoekjes en kantjes, zoals het Huis van Sampoerna, het huis van de kruidnagelsigaret, de trots van de nationale tabaksindustrie , eigendom van Phillip-Morris. Of het Chinese en Arab Quarter, vlakbij de Red Bridge, waar the Battle of Surabaya (oktober 1945) begon, één van de bloedigste gevechten in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd and now a major animation picture.
Nu de Engelsen en de Nederlanders het pleit lang verloren hebben ( en, volgens Ella, de Indonesiërs alles nu vuilmaken) leven moslim en hindu vrij vredig naast elkaar. Alhoewel, net verscheen nog een filmpje op internet waarin ene Abu Muhamma, leider van het IS, een radicale moslimbeweging, oproept tot Jihad in het buitenland. De Morgen vandaag: ‘Het grootste moslimland van de wereld beschikt al over ruime ervaring met extremisten en terreuraanslagen. Maar een video op het internet van de Islamitische Staat (IS), die in Irak snel opmars maakt, stelt Indonesië voor heel andere en nieuwe gevaren.’ video
In Surabaya rijden we stapvoets met een Bluebird-taxi langs het gekraam en gekoter van de Javaanse middenstander, die achter in zijn winkeltje slaapt, zeven dagen op zeven zijn rolluik omhoogtrekt en de godganse dag het roet van de wagenstroom inhaleert, tot wanneer hij rond zijn zestigste de geest geeft. Aan Allah. Op een hoek, waar twee grote wegen hun krachten bundelen, hebben drie mannen wat ijzeren stoeltjes bij elkaar geschoven. Ik weet niet of ze, moslim zijnde, bier drinken, maar ze drinken iets en ze smaken de voorbije dag tussen hun lachende tanden. Naar onze normen hebben ze weinig om voor te lachen. Maar wat stellen onze normen voor? Ik beland een namiddag in het ziekenhuis, spierscheur in de schouder of zoiets, en wacht op de spoedafdeling op een dokter die geen Engels kan. (Volgens de bellboy van ons hotel is de wind in mijn lichaam gekomen, en dat kan heel gevaarlijk zijn, er zijn al mensen aan doodgegaan, aan die wind. Maar niks dat een goede massage van twee uur niet kan verhelpen, sir. ) En ook hier valt me op hoe er gelachen wordt. Naast mij, achter een roze gordijn, schreeuwt een jongetje het kot bij elkaar. Van de pijn? Van angst voor de naald? Het maakt niet uit. De volwassenen rondom hem herhalen wat hij roept. En ze lachen. Charline, mijn mollige verpleegster lacht als ze een pijnstiller in mijn arm spuit. De dokter laat X-rays nemen (om te besluiten dat ik niks gebroken heb en me naar huis te sturen) en de machine staat in een kamer met lila-geverfde muren. De stad puilt uit van gebouwen in schreeuwerige kleuren. Maar wel in kleuren. Niet zoals ons monochrome Brussel.
Het is natuurlijk maar de vraag of onze kinderen veel hebben aan deze filosofische bedenkingen, aan het zoeken naar schoonheid in groezeligheid. Gelukkig pronkt het Novotel met een mega-zwembad, inclusief gele 2glijbaan, een speelhoek met Airco, een counter met taartjes en tiramisu. Het valt op dat we onze opvoedkundige principes hier niet altijd respecteren. Cola kan. Frieten zijn geen probleem. Waterijsjes voor de middag ook niet. Zelfs twee als het moet. Zeker na een treinrit van zes uren, die ons gisteren van Kalibaru naar hier bracht. Niet dat we mogen klagen over de executive class: bijna leeg, gordijntjes voor de ramen, politieagenten en/of (het onderscheid is hier niet altijd duidelijk) militairen die op de foto willen met ons kroost.