In de aankomsthal van Mandalay luchthaven is geen airco. Er zijn ook opmerkelijk weinig toeristen. De vloer is niet spic & span zoals in Don Muang, de internationale luchthaven van Bangkok. De taxichauffeurs zijn niet opdringerig, lachen vriendelijk als ik hen teken geef om rustig aan te doen. Waait, ok. De prijs naar Mandalay centrum is ook schappelijk, denk ik, maar in het begin altijd moeilijk in te schatten. Vijf man draagt onze twee valiezen naar de wagen. Een en al oprechte glimlach. Vijf man zoekt uit waar ons hotel eigenlijk ligt.
We rijden een veertigtal minuten over een oude weg, in de bermen staan witte buffelkoeien, bult in de nek en breedgehoornd. Het landschap doet me denken aan Cambodia: struikgewas, eenzame bomen, waterpartijen. Zo goed als geen bebouwing, behalve de ene stupa na de andere, groot, imposant, goud of rood. Weinig nieuwe wagens, veel brommers, een enkele paard met kar. Een militaire post met twee soldaten, helm, mitrailleur in de aanslag. Mandalay zelf heeft meer dan een miljoen inwoners, en negenhonderdduizend brommers, maar ademt toch een relaxed sfeer uit, die Aziatische Far West sfeer, zoals in Phnom Peng. Stofferig, geen voetpaden, laagbouw, kleurrijk, mannen in longi, een soort sari, gedrapeerd rond hun middel, de vrouwen hebben tanaka op hun gezicht, een dikke gele laag verf, gemaakt van de een of andere boom. Is like make-up, sir, and good for skin. Het verkeer rechts, maar het stuur staat links. Nieuwe regel ingevoerd in de jaren 80 of 90, de legertop vond dat een goed idee. Een lijkwagen passeert ons, een omgebouwde pick up, met een pagoda-hard top. Billboards. Onleesbaar krullewieterig schrift. Hier en daar Engels. The shining star has landed in Mandalay. (Mercedes) We bezoeken een atelier waar vakmensen bas-reliëfs uit teak snijden, beelden uit blokken hout toveren, marionetten maken en het fijnste textielwerk met gouddraad en veel geduld. In de straat van ons hotel zoeken blauw-wit Belgische koeien naar weet ik veel wat. Brommers met monniken achterop, nonnen, kaalgeschoren, met een roze kleed. ‘s Avonds is er geen straatverlichting en de fietsers en auto’s, brommers en camions zoeken hun weg in het donker.
No police, no traffic lights, zegt Ko, onze taxichauffeur van dienst, everybody used to it. Many accidents?
Oh, yes, many, in the night.
Ko kauwt op tabaksbladeren, gedrenkt in honing en sterk drank. Het goedje stinkt. To wake up, grijnst Ko. Spins the head little bit. Geruststellend, denk ik. Ko is vierenveertig jaar, hij heeft een dochter van 9. Hij werkte zeven jaar op een cruiseship in Dubai, als barman. No I don’t want to go abroad anymore. Things are changing. In 2015 there is election.
We maken een trip naar de U-Bein bridge, 167 jaar oud en nog steeds in gebruik, ze overspant Aungthaman Lake en is met haar 1,2 km ‘s werelds langste en oudste teak brug. Het is snikheet. We passeren prachtige mastodonten van bomen, een resem tempels, souvenirwinkeltjes met vriendelijke, niet opdringerige verkoopsters. Tete volgt ons. Ze is zeventien en beëindigde highschool. Of ze naar de universiteit gaat? Not sure. One year is 100.000 Kyat, is very expensive. (ongeveer 100 euro). Uiteindelijk kopen we een paar armbandjes van haar, enkele sleutelhangers gemaakt van watermeloenpitten. 2000 Kyat voor drie armbandjes. Nog 98.000 te gaan.
In en rond Mandalay is het een explosie van tempeltjes en stupa’s. Overal zie je nonnen en monniken, zij het nooit en masse. De nonnen wonen in het klooster, en mogen twee dagen in de week van deur tot deur gaan, waar ze voedsel krijgen. De andere vijf dagen werken ze in de tempels en het klooster. They clean, vertelt Ko, they change the flowers, teach the parentless. De monniken mogen elke dag naar buiten, maar enkel ‘s morgens. Eén van de belangrijkste heiligdommen van Myanmar is Mahamuni, waar elke dag enkele duizenden devoten komen bidden. (Vandaag is dan toch een uitzonderlijk rustige dag.) Via een overdekte gaanderij, waarin een paar miljoen plastic – jade – teak – polyester -beeldjes te koop worden aangeboden, komen we bij het hart van de tempel. Indrukwekkend, bedekt in lagen goud staat daar hét beeld van de Boeddha onder een gouden pagode. We believe the living buddha still inside, vertelde Ko me. Het gezicht van het beeld zou volgens de legende een afgietsel zijn van Boeddha zelf. Mannelijke bezoekers (vrouwen mogen dit niet) brengen laag na laag bladgoud op het standbeeld aan.
De sfeer in Mandalay bevalt me enorm. Sari moet nog wat wennen. Het comfortniveau is plots gedaald, alles is een slag duurder en iets ontoegankelijker, en ze is, meer dan ik, begaan met de kinderen. Geen donuts meer bijvoorbeeld, geen Seven Elevens op elke straathoek. Muggen in de kamer. Veel muggen. Het eten is anders, lekker, maar anders. De vriendelijkheid van de Burmezen maakt superveel goed. Ze zijn bescheiden, goedlachs, enorm behulpzaam.
Wordt vervolgd …
Goed bezig, Bassie. Geniet ze daar nog! De tijd vliegt ook daar snel…
Dikke groet!
Stijnenco
Sari, ik hoop dat je snel kan wennen… en begrijp maar al te goed de bezorgdheid naar je pagadders toe 😉 Jaja, Bas, moederkes hé…
Myanmar, secret treasure of South-East Asia!
En de BIrmanen de vriendelijkste van alle Aziaten!
(voor hoe lang nog?)
Hey Filip, inderdaad, het zijn ongelofelijk charmante, vriendelijke, elegante en eerlijke mensen!