Virussen en kloosters

We zijn vier maand onderweg. Op sommige momenten begint het te wegen, het reizen. De hitte. Meer dan zesendertig graden in de schaduw. Het onafgebroken bezig zijn met je kinderen. Sommige dagen heb je geen zin meer. Alsof je maar zoveel nieuwe zaken kan opnemen. Zoveel tempels, zoveel nieuwe smaken, geuren, vergezichten.

Op de koop toe heb ik het één of ander virus betrapt. Bloedonderzoek – verlaagde hoeveelheid bloedplaatjes, verlaagde NEU-parameter (wat dat ook mag betekenen) – wees uit dat het geen Dengue is, geen Chikungunya, maar een niet nader te definiëren virale infectie, die zich manifesteert in gewrichtspijn en vermoeidheid. Could last two weeks, could be six, zegt goedlachse dokter Jandeep in het City-hospital, een vriendelijk ziekenhuis met westerse prijzen. Twee doktersbezoeken, bloedanalyse en een ECG kosten ons meer dan 150 dollar. Het ziekenhuis lijkt georganiseerd. Een klein legertje aan verpleegsters vangt de zieken op, dokters die studeerden in het buitenland (dr. jandeep in Londen) doen de analyses, en er is World Class High Quality Health Care. Een monnik doneert bloed in de troosteloze kamer waar het mijne getrokken wordt. De wijnrode literzak wordt gedumpt in een tuperware-doos, naast alle bloedstalen.

Gelukkig is Myanmar fantastisch. Echt. Een batterij die ons oplaadt. De sfeer is zo anders dan in de landen die we al zagen. De eeuwenoude kloosters in teakhout, massieve kolommen, massieve trappen, het landschap bezaaid met een ongelofelijk aantal pagoda’s. Indrukwekkend. In de stad zelf, naast winkeltjes, huizen, in de schaduw van prachtige bomen, tonen ze hun gouden daken tegen de staalblauwe lucht, hun draken en wachters bewaken de toegang tot het heiligdom. Het is nog maar het begin van het hoogseizoen, en het aantal toeristen is verwaarloosbaar. We lopen bijna alleen rond op de gaanderijen, enkel vriendelijk aangestaard door de verkopers van prullaria, een monnik die ons geïnteresseerd volgt.

Eén van de ‘tempelverzamelingen’ die we aandoen, is Inwa, oude koninklijke hoofdstad, op de andere oever van de Ayeyarwaddy-rivier, een half uur met de wagen vanuit Mandalay, dan een ferry naar de overzijde, vijf minuten in een longtailboat. Paard en kar rijdt ons door een land-beyond-time. Er is wel elektriciteit, ensommige wegen zijn geasfalteerd, maar de ruïnes zelf ademen een majestueuze tijdloosheid uit, uitdagend, groots, tevreden. Het is razend heet en de luifel van de kar geeft gelukkig wat beschutting. Een schoolbusje stopt als het ons ziet. Begeleiders komen foto’s nemen van de monsters. Bagaya Kyuaung, een teak-klooster aan het einde van een laan, naast een meertje waar naakte kinderen zwemmen is een oase van rust, temidden van bananenplantages, rijstvelden en palmbomen. Verkopers van postkaarten en kralenkettingen, jade-olifanten en marionetten duiken uit het niets op en zijn nog net niet opdringerig. Ze hebben nog een paar jaar toerisme nodig.

In Mandalay zelf bezoeken we het Shwenandaw Kyang monastery. Oorspronkelijk maakte het deel uit van het koninklijk paleis, maar Thibaw, koning van dienst kon het spook van zijn voorganger, die in het gebouw gestorven was, niet van zich afschudden en liet het afbreken en opnieuw in elkaar flansen buiten de paleismuren (1880). Voor 120 dollar. Een prijsje, lijkt me, zelfs in die tijd. Het klooster is meer een museum dan levende devotie, of zo voelt het nu toch aan. De monniken die er rondlopen, zijn zelf ook bezoekers, gewapend met smartphone, azend op kiekjes van onze kinderen. Marie-Lou geeft foto shoots ten beste. Lux en Ella hebben al genoeg van de overaandacht van de Burmezen, zeker van  diegenen die hen bij hun nekvel grijpen en, ondanks het NO! NO! NO! van ons jongste monster, hun vrienden aansporen om snel snel foto’s te nemen voor ze kunnen ontsnappen.

 

In het koninklijk paleis mogen we enkel foto’s nemen binnen de muren. Tussen de gracht, de muur en het hart van het kasteel, wonen de militairen, die tot nu toe verbazend afwezig zijn. Een slogan op de muur leest: Tatmadaw and the people, cooperate and crush all those harming the union. We passeren een wachtpost, mitrailleur en glimlach en dat is het. Maar de regering heeft de touwtjes nog steeds stevig in handen.  De universiteit ligt nu buiten de stad. Students in the city are trouble. We hope for the elections, if not good, there will be violence. Civil war. Een chauffeur vertelt me over de armoede. Veel kinderen hebben geen lunchbox mee naar school. Na vier uur zoeken ze in vuilbakken, ze verkopen plastic en glas. Onderweg naar de Inwa-overzet zien we krotten en hutten langs de weg. In het centrum van Mandalay vragen geamputeerde bedelaars om dollars en kyats.

9 comments

Submit a comment

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s