Op het einde van een dooplopende weg vraag ik naar onze laatste airbnb, bij de buurman nota bene. De kerel komt recht uit Bravehearth, ware het niet dat dit verhaal zich in Schotland afspeelt. Ik noem hem Mel. Mels welige baard hangt vol minted gravy, zijn tanden zijn geel waar ze niet wit zijn, hij draagt een ruiten pyjamabroek en een lederen gordel om een wollen trui. Maar hij is een en al glimlach, ‘cheeck’ en hulpvaardigheid.
Onze laatste slaapplaats, Lower Marsh Farm, ligt in Landulph, dicht bij Plymouth, the gate to Cornwall. Het is een deel van een oude boerderij, gelegen in marshland, een drooggelegd gebied dat ooit zee was, maar door Natural England opnieuw onder water gezet. Vroeger was dit dorpje een haven vanwaaruit pelgrims naar Compostella vertrokken, vandaar de joekel van een kerk in dit twee-huizen-dorp. Cornwall, vertelt de eigenares me, is één van de twee koninklijke hertogdommen van Great Britain. De huidige hertog is Prince Charles. Alle gronden werden verkocht, maar zijn hoogheid heeft hier nog alle rechten op visvangst en jacht. En als je een schat in de grond vindt, mondje toe, want schatten, die zijn ook van hem.
We eten in St Dominik, in The Who’d Have Thought it Inn. En ja, dit is een echt mooie, traditionele pub. Het is 18 u, nog vroeg, en op een groepje locals na, zijn we de enige gasten.
Is it a dress up party?, vraag ik aan een dienster.
No, it is a wake.
A wake? But they are wearing like, costumes? One is wearing a fake Bobbie policeman hat?
I know, zegt de serveerster. They are a bit, you know … Ze maakt het universele gebaar voor gek. Getikt. Loopy. Bonkers.
Er is een oma. Er is een opa. Met een stijf opstaande kraag. Met een ouderwetse pitteleer. Elke mannelijk lid van het gezelschap draag een ouderwetse pitteleer, zie ik nu. Ook de jongen van 14. Ook zijn zus, neem ik aan, van 17. Ook de oom met de mohawk. Pinten worden besteld en opgedronken. Er wordt gelachen en gebrald. Een oom ondersteunt oma als ze naar het toilet waggelt. Hij houdt haar recht als ze al kotsend weer buitenkomt. Ze kost in de gelagzaal. Op de grond. Op tien meter van ons. Er wordt zwabber en emmer bijgehaald, de mohawk schrobt, de oom blijft ondersteunen. De geur van dethol vermengt zich met die van munt. Er wordt gelachen en gebrald. Pinten worden besteld en driekwart vol achtergelaten.
Sorry bout that, zegt de jongen van 14, als ik over de plas kots huppel om ook naar het toilet te gaan.
These thing happen, zeg ik.
Maar neen. Niet dus. Dit soort dingen gebeurt niet. Oma’s van 90 die een gelagzaal onderkotsen en door mohawks over de schouder geworpen worden en naar de auto gedragen. Dit soort dingen gebeurt niet zo vaak.
We vroegen ons af of het de wake van de oma was.
Het eten was lekker, trouwens.