En dan regent het in Jogyakarta. Geen neerplenzende moesson, eerder een druilerig Belgisch weertje, dat vreemd genoeg, voor mij het vakantiegevoel vergroot. Het hoort bij het plaatje. Azië, vochtige, warme regen. Asfalt dat voor even ruikbaar koel zal aanvoelen. Het past bij de luie omwentelingen van de ventilator, bij de geur van tweetakt.
Alles krijgt hier een andere betekenis. Koffie bijvoorbeeld, staat voor de zoektocht naar echte koffie. Ontbijt is guava-sap, gebakken rijst, noedels, naast een resem aan French toast, pancakes, muffins … Een half uur met de taxi (vier volwassenen en drie kinderen) is iets meer dan het prijsequivalent van een busrit thuis.
Maar welk beeld heb ik eigenlijk van deze contreien? Verbazingwekkend, ook al was ik hier al vele maanden en ken ik de realiteit, toch geef ik er niet aan toe. Toch zie ik Zuid-Oost Azië in mijn geestesoog nog steeds als in L’Amant, als in Emmanuelle, waarin Sylvia Christel zich vooral beweegt op de houten terrassen van koloniale villa’s, ze waaiert uit in een enkellang, witte kleed. Zweet staat op haar voorhoofd en in haar decolleté. Zuid-Oost Azië, en zeker Nederlands Indië, als een koloniaal, sensueel gegeven, met asfalt dat dampt na een regenvlaag, en de luie omwentelingen van de ventilator.
Terwijl deze stad in realiteit een hoop op elkaar geduwde rommel is, met hier en daar sporen van een groots verleden waar men wanhopig aan probeert vast te houden. Die men, dat is niet de bevolking, maar enkele verlichte geesten die het patrimonium willen bewaren, al was het maar voor de toeristische waarde van de stenen hoop. Van het Phrambanan-tempelcomplex bijvoorbeeld, heeft de bevolking, zestig procent van de opgegraven stenen omgetoverd tot spoorwegfunderingen en moderne gebouwen. (Misschien zitten de locale autoriteiten daar ook wel voor iets tussen. Particulieren, tenzij ze Michael Jackson heten, leggen immers geen spoorlijnen aan.)
Maar tussen de rommel door, toont mijn melancholie zich. In het oude vrouwtje in traditionele klederdracht dat haar saté-stokjes roostert, in de befaamde Aziatische glimlach die blijvend is. In een bloem gevouwen uit een serviet, in de lotusbloem op een prachtig onderhouden vijver. Maar dat is maar een deel van de ervaring. Wil je het hier lang uithouden, dan moet je wel van de rommel houden, van de chaos in de straat, het klagende gezang van de muezzin op het ontiegelijke vroege uur, de vloot brommers die ’s morgens uitzwermt over de stad en pas ’s avonds laat, als de dag volledig geleefd is.