De nachttrein uit Surat Thani vertrekt met meer dan een uur vertraging, net zoals alle andere treinen op het aankondigingsbord, zelfs de NMBS kan hier niet tegenop. 21u of 22u, zoveel maakt het niet meer uit voor de monsters, Marie-Lou ligt totaal uitgeteld te slapen in Lux’ buggy, Lux en Ella kijken, samen met een Thaise familie, naar Legends Of Oz: Dorothy’s Return. De Thaise familie is echter meer geïnteresseerd in ons dan in the tin man. Gapen, mond open, we zijn dieren in de dierentuin, ze raken ons nog net niet aan, bepotelen ons niet, ze durven waarschijnlijk niet. De nachttrein is tweede klasse, met A/C, maar die is naar de vaantjes. Gelukkig werken de ventilatoren, luid en koud. De trein puilt uit van de officials, uniformen, elke wagon heeft een eigen steward, een security agent loopt af en aan, wijst naar mijn rugzak, waarschuwt me voor pickpockets, en wenst me, vreemd genoeg, good luck. De neonlichten blijven de hele nacht aan, maar de monsters slapen goed en wij ook. ‘s Morgens wordt er koffie en thee rondgebracht, rijst en groenten.
Ons hotel, Urbana Pangsuan, vlakbij skytrainhalte Central Embassy, in de ambassadewijk, is een verademing, zeker als we wegens een kapotte airco (again!) geüpgraded worden naar een appartement met twee slaapkamers hoezekers! En dat voor 50 euro per nacht. Volgens Sam, een broker uit Oman, is het gebied rond het hotel eigendom van de koning en peperduur, posh, met sjieke resto’s, bars, spa’s. Geen probleem voor Sam, hij kocht hier een condo, en heeft een residentie in Washington, in Zwitserland en een, zoals hij het noemt, ‘complex’ in Oman zelf, wat dat ook moge inhouden. Hij geeft ons zijn contactgegevens. We zijn altijd welkom. Op de 33ste verdieping kijken we vanuit een infinitypool naar BKK’s imposante skyline, met torens die krabben aan de wolken. De sauna doet ons nog meer zweten dan normaal.
Bangkok is een mengeling van megastructures uit een National Geographic documentaire en overblijfselen van traditionele architectuur, foodstalls, bouwwerven, het is een wervelwind, een maalstroom. De contrasten zijn groot. Businessmen in Armani, hippe vogels, gayscene, en verkopers van banaan, gebakken op een aluminium plaat. Tuktuks en roze cabs, rijen Thai die aanschuiven voor brommertaxis. Overdag lopen we verloren in de wirwar van liften, trappen, bruggen … , die de verschillende malls en straten met elkaar verbinden, de ene al sjieker dan de andere. Prada, Gucci. Privéklinieken, botox en liposuctie. Ik zoek naar een kapper die me wil scheren, krijg overal een njet, tot ik er in Central Embassy één vind (een posh winkelcentrum als ik er ooit één zag, met wit-organisch gevormde gaanderijen als uitdeinende amoeben, modellen aan de infobalie). Maar deze barbershop, kappers met perfecte bakkebaarden en strak in het pak, is geaffilieerd met Truefitt and Hill, the world’s oldest barber shop, first opened in 1805, London, waardoor men er vijftig euro voor een scheerbeurt vraagt. Ik bedank vriendelijk, loop een warenhuis binnen en koop een trimmer. Met titanium messen.
We blijven vier nachten in BKK, vooral om onze visa voor Myanmar en Vietnam te regelen. De embassade van the Socialist Republic of Vietnam is charming. Ik vermoed een traditie, een must onder de ambassade-bedienden, want eens te meer zijn ze traag, niet overdreven vriendelijk, verdwijnen ze plots voor een uur nadat er een bordje meeting verschenen is. Kafka comes to mind. Waarom kan een ambassade geen vriendelijk uithangbord zijn, zoals reisbrochures vol beloften en beaat glimlachende kinderen? First time Vietnam? vraagt een kleine Australische Engelsman me. Ik knik. Hij grijnst. They make you wait because they can. Wait until you het to Vietnam. This is just the beginning. Het klinkt als een slechte trailer voor een B-film. We betalen 12600 Thai Baht (ongeveer 300 euro) en de volgende dag mogen we onze visa al afhalen. De efficiëntie zelve.
Jullie hebben al wat afgereisd, maar de ervaring voor dat klein grut zal onvergetelijk zijn!!