Samen met een Deense familie – drie zonen waarvan een zeven maand oud bolleken (respect!) – varen we de Mekong af. Op de oevers torenen de schouwen van kleine bedrijfjes uit boven de palmbomen. Ze braken grijze wolken uit, die vervliegen, tot er een dunne laag mist overblijft, een waas dat de steenbakkerijen en cocos-workshops omhult. Ik had me verwacht aan stevige industrie, een fabriek, de afmetingen van Arcelor-Mittal, met geluidloze lopende banden, eventueel een made-in-Chinarobotarm, die zwiepend, in een gladde lijn zijn monotone bewegingen uitvoert. Ik had een beeld van prikkaarten en werknemers in strak uniform, met badge, eventueel met petjes met rode ster. Onze verwachtingen spelen ons vaak parten, we hebben een idee gevormd, een voorstelling die we fabriceren, samenvoegen uit vroegere ervaringen, films misschien, verhalen van andere reizigers, en simpelweg onze fantasie. (Bestaat er wel zoiets als pure fantasie?) Op dit moment is de realiteit echter beter dan mijn verwachtingen, voor mijn romantische ziel althans, niet voor de werknemers. Ik had een shiny and new factory verwacht, en krijg zelfs geen Dhaens. De familiebedrijfjes zijn allemaal kleinschalig. Geen floormanagers, zelfs geen floor. All factories here are like this, family-owned, no big industry, vertelt de managar van Mango River Home.
De steenbakkerij, vier man produceert er tot 8.000 stenen per dag. Een soort klei wordt aangevoerd vanop de rijstvelden, en in een prehistorische machine gestampt. Er komt een lange, vierkante sliert pasta-achtige materie uit de mond van het tuig, die met de hand op lengte van de stenen gesneden wordt door metalen draadjes. De stenen drogen in de zon. Ovens branden wekenlang, om het eindproduct de gewenste rode kleur te geven. Het vuur wordt aangehouden met de vliezen van rijst. Niets gaat verloren. De zoldering van de ovens is een omgekeerde, holle piramide, het zonlicht valt binnen, de kleuren zijn mooi. Het enige moderne element is een blinkende inox-schouw. Twee mannen scheppen scheppen zakenvol kokosschelpen. Hun gezichten zijn getaand, de spieren liggen op hun armen. Ze lachen als ze ons zien. De eigenaar staat dikbuikig, met zijn zoontje aan zijn broek, naar ons te kijken. Het is zondag, er wordt niet veel gewerkt.
Een kilometer verderop, aan de overzijde van de Mekong, ontdoen twee kerels kokosnoten van hun schelp. Ze verdienen iets minder dan acht euro per dag. De ‘kade’ waar onze boot aanlegt, is een berg van kokosnoten. De mannen slaan met de kokosnoot op een stalen priem. Hele dagen, weken, maanden, jaren. Een leven van kokosnoten. Rondom hun rechterarm zit een lederen ‘beschermmouw’. Het is hard werk, in de warme Mekongzon, onder een in elkaar geflanste luifel van plastic zeil. Het haar van de noten wordt kokosmatten, het vruchtvlees wordt kokosmelk en het sap een lekker karamel-achtig snoepje. Het vlies tussen schelp en vruchtvlees wordt kokosolie.
Rond 4u pm maken we een toertje met de fiets. Het hotel heeft een kleine fiets voor Ella, Marie-Lou en Lux zitten achterop bij mama en papa, en omoe mag al alleen rijden. 😉 Voor mij is dit een hoogtepunt van onze reis, hoe simpel ook, authentiek, een uur zonder verkopers of zelfs maar een hint van georganiseerd toerisme. Het zonlicht gefilterd door de bladeren van palmbomen, op het gemak op kleine weggetjes, over brugjes, al dan niet gebroken in het midden, langs stenen of houten huisjes, één verdieping hoog, enkele grafzerken in lila en paarse tinten in de tuin, barbarieën, honden, een kippenkwekerij met de helft van de hoenders die loslopen. Grote zwarte vlinders komen gedag zeggen. Fruitbomen, papaya, mango, banaan, vuurtjes op zondag. De man des huizes in de hangmat, in de lommer, hier en daar hoor je muziek, een Vietnamese beat, en zelfs dat stoort niet. We stoppen even bij een tempeltje naast een reusachtige boom. In de boom groeit een andere boom. Een parasiet-boom. (Bestaat er zoiets?) De deuren van het tempeltje, bewaakt door draken die kronkelen rond zuilen, kunnen open. Een wit boeddhabeeld, er ligt wierook klaar. Enkele dorpelingen komen nieuwsgierig naar ons kijken. Een moeder met drie kinderen. Een kereltje in superman-T-Shirt. En iedereen is o zo vriendelijk.
Daarna is het even de hoofdweg op. Da’s minder. Fiets aan de hand en stappen. Er is totaal geen respect voor fietsers in Vietnam., ook niet voor voetgangers trouwens. De chauffeurs rijden overwegend rustig, maar toch geldt het recht van de sterkste en ‘de weg is van mij’. Inhalen doe je zowel links als rechts, gemarkeerde baanvakken bestaan niet, en bussen en camions blijven ongegeneerd op de snelle ‘strook’ rijden. Het is een kwestie van claxonneren, zo groot mogelijk zijn, en voorrang afdwingen. Zebrabaden voelen zich onbegrepen en vervagen langzaam in de Vietnamese zon, ronde punten zijn kernen van chaos. Verkeerslichten zijn een zeldzame soort.
Goh die fietstocht van jullie doet me echt terugzweven in de tijd… Ooit in Sri Lanka deed ik daar een begeleide fietstocht langs het kanaal. Het waren fietsen die we huurden van de bewoners daar, ik kon niet eens aan de pedalen en moest de hele tijd rechtstaan. Mijn vriendin haar fiets had maar 1 pedaal. Maar het was inderdaad, een tochtje zonder extra toerisme, enkel ons klein groepje tussen de kokosnootbomen met als beloning in de helft wat vers kokossap om te drinken. Jammer dat Sie slaapt, anders haalde ik direct die foto’s eens boven om nog eens na te mijmeren. Waren mooie tijden… Blijf dus genieten!! Jaren later zal je er nog herinneringen aan over houden bij het zien van foto’s van anderen. 😉