5 augustus, Lop Buri
Als je onze route ingeeft: Chiang Mai – Kampaeng Phet- Lop Buri – Bangkok, dan geeft googlemaps 737 km, en 9 uur en 13 minuten rijden, zonder verkeer. De afstand zal wel kloppen, maar de duur langs geen kanten. Kampaeng Phet – Lop Buri alleen al bijvoorbeeld, was zes uur rijden. De wegen zijn overwegend heel goed, vier baanvakken, maar er wordt heel veel gewerkt, waardoor iedereen vaak over twee stroken gestuurd wordt. Hoe zuidelijker hoe meer vrachtwagens ook. Gelukkig worden we niet meer gestopt door overijverige politieagenten. Een Fransman vertelde me dat de highway patrol in gang schiet na de 25ste van de maand. Vanaf dan mogen ze alles in eigen zak steken. Het eerste deel, van Chiang Mai tot Lampang, was prachtig: over een secundaire weg reden we door een frisgroen heuvelachtig landschap. Daarna voel je dat je Bangkok nadert, en de vlakte is veel meer volgestouwd dan het Noorden: industrie en bewoning. Langs de wegen worden religieuze artefacten verkocht, een beetje het equivalent van de westerse tuinkabouter of putti, al zijn die eerste iets minder sacrosanct. Onder tentzeil staan rijen stenen boeddha’s, kippen, hanen, olifanten, herten. Maar ook opblaasbare Incredible Hulks bijvoorbeeld. En houten Hollandse molens, die zijn ook hot.
Kampaeng Phet zelf is niet zo interessant. Het andere Ayutthaya, lees je, maar dan minder bekend, minder toeristisch. Er is een reden voor natuurlijk. Het historische park is ok, zal ik maar zeggen, het is niet voor niets Unesco World Heritage, maar de ruïnes kunnen toch niet tornen aan de torenhoge tempels van het oude Ayutthaya koninkrijk. (Al moet ik toegeven dat we niet alle sites bezocht hebben. ) Aan de ingang van het park zitten waarzeggers die je hand lezen, er brandt wierook en Thai offeren varkenskoppen en whiskey aan de goden, en er worden slangen en vissen en vogeltjes verkocht, die je kan vrijlaten. Alle auto’s die voorbijrijden, toeteren luid, een economische manier van bidden. We slapen in het vriendelijke Chakungrao Riverview Hotel, een mastodont met uitzicht over de Ping rivier. Er zijn zo goed als geen gasten. ’s Avonds krijgen we een stortbui over ons heen.
Vanuit Kamphaeng Phet rijden we richting Lop Buri, overnachten twee maal in Sing Buri, een stadje een twintig minuten verderop. Sumali Villa is de eigendom van monsieur Philippe, een Franse, schijnbaar gezapige zakenman, die hier al twintig jaar woont. Hij heeft huizen in Pukhet, en Ko Yao Yai, een eiland onder Krabi. Hij exporteert kunstvoorwerpen naar Parijs. Hij lust geen Thaise gerechten, vertelt hij, en zijn koffie komt uit Frankrijk. De villa is luxueus, met ruime, lichte kamers en overal boeddhabeelden. Maar de rekening is overdreven. De flesjes water moeten we betalen (wat nooit gebeurt in Thailand) en voor het ontbijt van de kinderen rekent Philippe bijna volle pot. Voor een kommetje cornflakes, de take away, die hij zijn vrouw liet ophalen, is dubbel de prijs van in het restaurant. Niet echt sympathiek.
We bezoeken Lop Buri, bekend om zijn apenkolonie. De Macacae fasciculari oftewel krab-etende makaken, lopen er in horden door de straten, en hokken samen bij de
tempel van Prang Sam Yot en, even verderop, bij het Sarn Phra Karn Khmer heilighdom. De vensters van de gebouwen eromheen zijn voorzien van rasters om de apen buiten te houden. De beesten zijn deugnieten, en laten al eens hun tanden zien. Vijf minuten nadat we onze auto parkeren hangt er al een onverlaat in Marie-Lous haar. Hij wil de magnolia bloem die in haar paardenstaart zit. Een andere makaak springt op mijn arm. De beesten stelen bananen van verkopers. Ze hangen aan elektriciteitskabels, duikelen in een grote waterbak, vechten en gaan kopje onder, ze kruipen op de tempels en ontfutselen me het dopje van onze zonnecrème. Ze eten plastic en ander minder verteerbare dingen. Monkey business.
We eten iets op de makt, ‘superlokaal’. Een studente vertaalt wat we willen. Rijst met kip, en wat noedels. De marktvrouwen vinden onze monsters super. Ze lachen, gieren, willen hen aanraken. Lop Buri is leuk. Er zijn geen voorzieningen voor toeristen, en er is tenminste iets als een centrum met een paar straten, en niet enkel de gebruikelijke hoofdstraat and that’s it. Bij een kraampje schaft een oranje monnik een Samsung smartphone aan, grappig, maar waarom niet. Giel zat ook de hele tijd te chatten met zijn ma.