14 juli De Sea gypsies van Makassar
Makassar, hoofdstad van Zuid-Celebes (Sulawesi), is een groezelige stad. Met opzij opzij opzij maak plaats. Met dubieuze elektriciteitsleidingen, en weinig hoogbouw. De Sea gypsies van Makassar zijn met 1.8 miljoen en ze zijn Loud, independent-minded, intense and proud, Makassar certainly leaves an impression. Dezelfde adjectieven gaan op om alle Aziatische steden te beschrijven, en dus ook Makas: bedrijvig, chaotisch, kleurrijk, moordende auto’s, schmützig, te veel enthousiast van vrachtwagens en minivans. Über en Grab, en moto’s, brommers, gemotoriseerde riksja’s. Straatkinderen strummen op hun mini-gitaar en vragen nogal agressief om geld. Mannen en jongens regelen het verkeer, voor een paar rupia, en helpen daarmee de boel nog meer in de knoop. Degenen die al langer in het vak zitten, hebben een trotse lichtgevende knuppel. De overheid wil extra in- en uitvalswegen aanleggen, maar op die plaatsen gaan de grondprijzen door het dak.
Eat this, Jerusalem!
Makassar, in tegenstelling tot Manado in het Noorden, is moslim. Er zijn vijf officiële godsdiensten: islam, katholicisme, protestantisme, boeddhisme, hindouïsme en confucianisme. Maar de bevolking slaagt erin vredevol te leven. Eat this, Jerusalem! De muezzin vullen de straten met hun gebed (‘gebit’, volgens Marie-Lou). Gelukkig voelen de vier andere overtuigingen die nood niet. This is moderate Islam, zegt Takwa, onze gids naar Marost Karst. (cf. infra) De hoofddoek is niet verplicht, zoals bv. op Aceh en Sumatra, maar wel voor de schoolkinderen. En op zaterdag en zondag doen die hun padvinderuniform aan. Burkha’s zie je hier niet, maar in ons hotel (MaxOne, stel je IbiS Styles voor) zwemmen ook de mannen in T-shirt. En er wordt bier gedronken. We eten in Kampung Popsa, de foodcourt tegenover Fort Amsterdam (een ex-militair bolwerkje, eerst tegen en later van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.) In het foodcourt, met uitzicht op de haven, laat een groepje jonge dertigers hun Bintang-bier warm worden op tafel. Tientallen flessen. De overdekte binnenplaats loopt langzaam vol, omgeven door eetkraampjes, Indonesisch van alle hoeken en eilanden, maar ook Thai, Indisch en hamburgers. Geen toeristen, en de autochtoon wil op de foto met onze monsters en een praatje slaan. De Makasari zijn vriendelijk en nieuwsgierig, maar verre van opdringerig. En Engels kennen ze niet. Wouter en Sofie komen toe, met hun twee eigenste monsters: Toin (5 jaar) en Fons (3 jaar). We reizen twee weken samen.
We kuieren door Fort Amsterdam, een scheet groot.
Wij zijn een grotere bezienswaardigheid voor de Indonesische toeristen dan het Fort zelf. Het bouwsel is dan ook niet bijster interessant. Een kerk in het midden, vijf bastions in de hoeken, huizen voor soldaten van weleer. Terug naar Max One, met Grab ( de concurrent van Über en uiterst efficiënt). De monsters willen zwemmen, de warmte afwassen. Het hotel barst even een beetje uit zijn voegen. Er wordt getrouwd vanavond, en gefeest, in vol ornaat, met goud, en kitsch en bloemstukken. 1000 gasten, verzekert de manager ons trots. En morgenvroeg 3000! (Hij heeft waarschijnlijk discalculie.) We gaan op de foto met bruidsmeisjes, tantes en nonkels, en het mag zelfs met bruid en bruidegom, maar dat weigeren we beleefd. Het is feesten op z’n aziatisch. Het moment waarop de potten leeg zijn, gaat Iedereen naar huis of naar zijn kamer (want men komt van verre) En dat is al rond half tien ’s avonds. Het zwembad is een smeerboel.
Er wordt getrouwd vanavond, en gefeest, in vol ornaat, met goud, en kitsch en bloemstukken.
15 juli Karst Maros
Dodo is ‘the penman van Makassar’. Je vindt een foto van hem op het zijn blogspot, glimmende kaalkop, tussen een berg balpennen. Die verzamelt hij. Een hobby als een ander, denk ik dan. Tot vijf jaar geleden was zijn job iets met elektriciteit, iets met turbines en import of zo, meer begreep ik er niet van. Zijn Engels is nochtans goed, maar hij is zodanig opgefokt dat hij vijf zinnen tegelijkertijd probeert uit te spreken. Al vijfendertig jaar organiseert hij toeristische tours op Sulawesi. Nu doet hij het fulltime, want de zaakjes gaan goed. Hij is een half uur te laat op de afspraak, in zijn roze barbie-auto.
Sorry, I have five groups this morning.
Sama Sama. No problem.
Dodo gaat niet mee naar het Karst-gebied. Sorry, I have five groups this morning. Hij doet een paar sympa goocheltrucs (hij is van alle markten thuis) en stelt ons voor aan Takwa, onze gids, die goed Nederlands spreekt, en Engels. Een reuze meevaller. We verlaten de stad en het landschap gaat open. Veel loofbomen. Acacia’s, tamarinde. Het Karstgebied ligt in district Maros. De provincie Zuid-Sulawesi heeft eenentwintig regencies. Elk met een lijst districten. Elk met een eigen districtshoofd en een leger van zakkenvullers.
De rit wordt alsmaar mooier, en de rijstvelden lopen plots knal tegen de karstrotsen aan. Dat ooit de zee tot hier kwam, getuigen de schelpen die we aan de ingang van een grot vinden. De leang (grot) zelf vind ik maar niks. Een paar kleine holen achter elkaar, met twee handafdrukken, en afbeeldingen van wilde zwijnen. Vijfduizend jaar geleden woonden mensen in deze grot, een twintigtal jagers-verzamelaars, vertelt Takwa. Hoe weten ze dat het er twintig waren, vraag ik. Van uit een boek, zegt Takwa.
De provincie Zuid-Sulawesi heeft twintig + regencies. Elk met een lijst districten. Elk met een eigen districtshoofd en een leger van zakkenvullers.
We rijden verder, langs rijst die ligt te drogen op het afsfalt. De kinderen spelen op de achterbank, zingen het lied van Dobus de clown, tot we er onnozel van worden. De huizen hebben golfplaten daken. Vroeger waren die van palmbladeren, geen dakpannen zoals op Java. Dakpannen zijn gemaakt van aarde en op aarde loop je, aarde hoort niet boven je hoofd. Een dak van palmbladeren moet je na drie jaar vervangen, een metalen dak gaat Vijftien jaar mee. We passeren de voorbereidingen van een bruiloft, en of we even willen stoppen? Ja hoor! En opnieuw op de foto met superenthousiaste Sulawesers. Het wordt een gewoonte. Een vrouw knijpt speels in mijn neus. We zijn echt een rariteit hier. Er is ook minder toerisme dan vorig jaar, vertelde Dodo. Waarom weet hij niet, iets met de economie misschien?
Het dorp in Platoon, voor de helikopters komen, op de tonen van Wagners Walkure.
Met een kleine motorboot varen we het water op. Rode libellen dansen. Er zitten hier varanen, maar die zien we niet. Hier en daar ontvangt een restaurantje toeristen, vooral lokale. We gaan aan land in een valleitje te midden van de karstrotsen. Een paradijsje. Het dorp in Platoon, voor de helikopters komen, op de tonen van Wagners Walkure. De wind koelt af. We lopen over paadjes tussen de rijstvelden, drinken iets bij een gesluierde moslimvrouw op een rotsplateau.Wat een eenvoudig leven. Wachten op haar houten platform tot haar lading frisdrank aankomt, en die dan aan een halve euro, met wat winst verkopen. Waarom zouden we denken dat dat onvoldoende is? Wouter koopt nootjes, blijkbaar aan dubbele prijs. Daarna vraagt de verkoopster maar de helft aan Ella. Ze merkt dat Wouter het hoorde, en betaalt hem prompt het verschil terug. Met de glimlach.
‘s Avonds is het ijsjestijd aan een Indomaret. Drie Sulawesi-kindjes kijken toe en we kopen hen een cornetto. De kinderen komen aangelopen van alle kanten.Uiteindelijk kopen we er tien. Het leven is mooi. Even toch.