In Maumere slapen we nog twee nachten in Capa Resort, een ‘duurder’ hotel met bescheiden infinity-pool. In vergelijking met bv. Bali, of andere Aziatische landen is de prijs-kwaliteit van accommodatie op Flores duidelijk minder. Capa heeft een prachtig uitzicht, maar het zwembadwater is troebel, de bediening is heel traag, de sfeer eerder doods. Twee Duitsers schudden meewarig hun hoofd als ik een ober zover probeer te krijgen om de rest van de ontbijt-pannenkoeken mee te geven. You are here two nights, we have been here three months. We tried. They understand nothing. It is no fun. De Duisters bouwen hier een powerplant. Drie maanden … ik zou wat basis Bahasa leren.
Maumere is de grootste stad van Flores en de kids willen deze kans dan ook grijpen om te shoppen. Ze dromen van malls, Starbucks en fastfood. Ze krijgen lokale winkeltjes, met lokale producten en fake jeans. Ook al is de stad nogal armoedig, eerder lelijk, stofferig, toch is het leuk om hier rond te dwalen, zelfs in de zinderende hitte. Toko Roti (My bread bakery) heeft verbazend goed brood en patisserie. Overal lachen alle verkoopsters, sommige achter hun beschaamde hand, ze drommen samen, willen op de foto. De bling bling en de jurken die de monsters kopen, doen thuis dienst als verkleedkleren.
We gaan verder op onze roadtrip, deze keer met Eddy en zijn blinkende, superdeluxe SUV Toyota. Je vraagt je af hoe hij die kan afbetalen. Op drie jaar, zegt hij. Omgerekend 19.000 euro. We rijden een drietal uren, naar Moni, om vandaaruit morgenvroeg de kratermeren van Kelimutu te bezichtigen. We stoppen voor lunch in restaurant Laryssa, bij Paga beach. Restaurant is een groot woord. Enkele tafels onder een boom voor de vloedlijn. Een groezelige keuken, een nog groezeliger toilet. Maar de vis smaakt! Na Paga begint de weg opnieuw te slingeren, en het is deze keer aan papa Bas om over te geven.
Een half uurtje voor Moni ligt Jopu, een traditioneel Lio-dorp. Het regent zachtjes, de palmbladeren wegen zwaar en er hangt een eerder trieste sfeer. Op het eerste gezicht is er weinig traditioneels aan de nederzetting, behalve één enkele grote woning met houten wanden en rieten dak. Een groep dames zit in een hut op de grond te kaarten. Een paar voetballende snotaapjes. Weinig belangstelling voor ons, wat nieuw is. We horen iemand roepen. Come, come!Een vrouw, big smile, stelt zich voor, in vrij vlot Engels. Ze praat over zichzelf in de derde persoon.
Mama Maria is daughter of the chief. Mama Maria will show you house of chief.
Aha, de woning met houten wanden en rieten dak.
De Lio-stam bestaat uit zeven clans, vertelt Mama Maria. De ene clan telt 2000 mensen, de andere 200, een derde 500 … In totaal 7000 mensen. Als de rijst gezaaid wordt (de vrouwen van de 7 clanchiefs eten zwarte rijst gemengd met buffelhart en buffellever) of voor het binnenhalen van de oogst (de vrouwen van de chiefs eten gele rijst gemengd met varkenshart en varkenslever), komen wel 2000 mensen samen voor de ceremonie. ‘Dankzij’ de Portugezen mocht het katholicisme dan al voet aan land krijgen op Flores, het animisme is nog steeds heel sterk aanwezig. And alsomoslims, vertelt mama Maria, they believe in animism. De oude goden van berg en zee, de geesten van boom, steen en rivier, die krijg je nog zo makkelijk niet klein. Misschien daarom dat je her en der Jezusbeelden nog in de plastic verpakking ziet. Het maakt voor een interessante religieuze mix. Voor de woning van het stamhoofd, bijvoorbeeld liggen hoopjes gestold kaarsvet op platte rotsstenen. Twee weken geleden stierf een baby bij de geboorte. Veertig dagen lang worden kaarsen ontstoken.
Het Lio-stamhoofd is 89 jaar oud. Een eventuele opvolger, zijn eerstgeboren zoon, wordt onderworpen aan een bijzonder ritueel. En dat gaat nu al zeven generaties zo. In het donker van haar vaders woning vertelt Mama Maria hoe de vork aan de steel zit.
Zeven weken na de geboorte wordt het kind in het huis van de chief omhoog gehesen in een rieten mand. Daar blijft het drie minuten hangen.
If baby cry, ok. Baby will become chief. If not cry, stupid child.
Maar de domme baby krijgt een tweede kans. Men slachtte een kip. Men snijdde het hart aan stukjes. Men voedde er de baby mee. Rauw.
If baby cry, ok, will be smart and healthy man. If again not cry, stupid child. Mama Maria wacht even terwijl ik vertaal voor de monsters.
Stap 3: knabbel op een beetlenut, en steek wat van het smerige oranje spul in de mond van het kind.
If baby cry, ok. If not … We hebben het door: Houston we have a problem.
De dorpelingen geven de moed nog niet op, al beginnen ze hem toch licht te nijpen. In stap vier smeert men de beetlenut-brij op het voorhoofd van de boorling, die het ondertussen waarschijnlijk, stupid of niet, danig op zijn zenuwen krijgt. De tovenaar is aan de beurt. De wijze man neemt het kind in zijn armen en loopt er driemaal mee rond de woning van de hoofdman. Daarna duwt hij de baby lichtjes met zijn voorhoofd tegen een ‘special banana tree’.
Same same.If baby cry, ok. If not, child is stupid.
Oops.
Stupid child goes to other family, in other village, never comes back.
En dan, vragen we enigszins gechoqueerd, en ook wel wat bezorgd, hoe zit het dan met de opvolging?
Mama Maria wuift onze vrees weg. No prob, second son is always ok, no need for ritual.
Beter op zeker spelen dus. Stel je voor dat stupidity erfelijk is en dominant …
We blijven sceptisch over de opvolgingsprocedure, maar Mama Maria, die onze twijfel aanvoelt, levert staalhard bewijs dat de traditie haar werk doet. Two times in 17 generations, we have stupid child. One first son was stupid, no cry, and no speak until he 10 year old. And my father, now chief, he was second son. His brother, the firstborn, was stupid, he die when ten years old.
Voilà. Failproof.
De Lio geloven dat de zielen van de overledenen naar de kratermeren van Kelimutu gaan. Daar bepaalt een wachter, één of andere geest, of ze naar de andere wereld mogen, op basis van hun leeftijd en karakter. Ik word niet omvergeblazen door het landschap, maar toch vind ik het geen slechte keuze om de eeuwigheid te spenderen hoog daarboven in de rust van Kelimutu. De azuurblauwe meren, de wind die tussen de heuvels speelt, weg van de mensen. Ik hoop dat het doodgeboren kindje uit mama Maria’s dorp ook de weg vond.
Moni is een toerist-hub, en elk huis langs de hoofdweg is een homestay. We slapen in Ponok Hidayah Moni Homestay. Nette, maar ongezellige kamers, zoals op de meeste plaatsen in Flores: leeg, witte tegels, witte muren, de geluiden van airco en toilet dat blijft doorlopen.
Mopi’s, volgens Tripadvisorhet beste van 7 restaurants in het dorp, wordt uitgebaat door een Australische, die hier negen jaar geleden neerstreek als youth-embassador, en haar Floresiaanse echtgenoot. Manlief loopt erbij als een houdbaarheidsdatum- verstreken- versie van Guns ’n Roses’ Slash. Mopi’s is gezellig, en de menukaart naar Flores-normen creatief (pompoensoep met koriander, tempeh-burger, ‘Indisch’ flatbread), maar echt vriendelijk zijn de obers niet. Het resultaat van toerisme? Van het feit dat iedereen toch maar één nacht blijft, dus waarom nog investeren?
Nog één nachtje Ende (in hotel Satar Mese, met zwembad) en onze trip op Flores zit erop. Morgen, zeven u ‘morgens nemen we het vliegtuig naar Sumba.
Goede vlucht naar Sumba en even aangename en mooie ontdekkingen.
Xxx