Volgens het Duitse magazine Focus, is Sumba “het mooiste eiland ter wereld”. Wij vinden het alvast prachtig. Sandelhouteiland, zoals de Nederlandse kolonisten het noemden, ligt op een scheet van Flores en is opnieuw een andere wereld. Geen diep ingesneden valleien, met slingerende wagens en vrachtwagens, maar open landschap, een mini-Afrika met savanne, tinten bruin en rood en roest, droge vergezichten, uitgestrekte eenzame stranden, gezellige zachte heuvels, en een eeuwenoude woeste cultuur te midden van teak en sandlewood.
We landen in Tambolaka en ‘huren’ een driver, die ons vier uur verder brengt richting zuiden, tot in Waingapu. De verschillende points of interest liggen ver uit elkaar, en tussendoor is er geen accommodatie, warungs (lokale restaurantjes) zijn schaars, zeker in het savannegebied. Overal paarden, ook wilde (maar die zien we, denk ik, niet). Vroeger zaten hier veel herten, maar die werden overbejaagd. Vlak voor we vliegtuig terug naar Bali nemen, zullen we nog uitgewuifd worden door enkele prachtige ijsvogeltjes. De weg is uitzonderlijk goed, en recht. Niemand geeft over. Hallelujah. Kuddes kumba (schapen) en cambai (geiten) steken de weg over, knokige koeien met hoge schoft doen denken aan Indië.
We rijden door kleine dorpen. Op Flores riepen de lokalen naar ons. Bollanda! Bule! Hier staren ze ons aan, nieuwsgierig, vragend, vriendelijk. Ik voel me een alien, een kolonist, en soms een beetje een halfgod (maar dat laatste ligt nu eenmaal in mijn aard 🙂 ) Veel armoede op Sumba. Overal snotvuile kinderen, vuilnis rond de houten huisjes . Dikke varkens slapen in het stof. Biggen huppelen rond op te korte pootjes. Er lopen veel honden rond, en hier en daar eet men er blijkbaar ook wel eentje op … We zijn de enige westerse toeristen, zo lijkt het. Overdag hangen veel lokalen gewoon rond. Het is te warm, de arbeid begint vroeg in de morgen. Ikhat-weaving en landbouw lijkt de voornaamste industrie. Er zit nog weinig vis in de zee, zegt Djoko, onze driver. Fish is mahal, duur. We passeren armoedige plaatsjes en beetlenut rode tanden, oude gebruiken en hoekige familie-graftomben. Zoals op vele andere plaatsen in Indonesië, zijn religie en traditie hier ook niet goedkoop. Peperdure traditionele huizen, rituele slachtingen en financieel loodzware begrafenissen. Sumba is grotendeels christelijk, maar Marapu (magie) is overal en net zoals op Flores, zijn de huis-, tuin- en keukengeesten here to stay, alsook een alomtegenwoordige griezelige god..
In Waingapu slapen we een nacht in Padadita Beach Resort, een groot hotel met nette kamers, strooien parasols en uitzicht op de zee. Op het rotsstrand sleuren heremietkreeftjes hun schelphuizen heen en weer.
Dag twee op Sumba verhuizen we naar Morinda Villa en Resto, een juweeltje op een heuvel 15 minuten buiten de stad. Eigenaar Freddy kocht het land voor 4000 dollar en startte een café. Toen een bekende Indonesische acteur een film kwam draaien op het eiland, ontplofte Instagram met beelden van Sumba en het Indonesisch toerisme ‘nam een vlucht’. Freddy bouwde vijf guest rooms, het risico dat hij nam, rendeert. Maar toch zijn we hier ook nu de enige westerlingen.
De kids spelen met de staf en de honden. Ik leer de koks pannenkoeken bakken. Onder ons, ik schat een vijftigtal meter lager dan ons terras, ligt een rivier waarvan ik de naam niet ken. ‘s Avonds vaart een kano langzaam naar zee. Gehamer in de verte. Een haan die kraait ondanks het laat gevorderde uur. De muggen verzamelen zich bij de lampen op het terras, en daar liggen de gekko’s op de loer. Spijtig genoeg maakt onder ons een van de weinige huizen veel te luide muziek, die botst tegen de prachtige roestbruine heuvels rondom. We rijden achterin een oude Toyota pick up en zwemmen in een majestatische rivier. Twee tieners brengen in een sloep riet van oever naar oever. Voer voor de koeien. Achter de bocht, waar het water dieper is, zwemmen krokodillen en brani. Wat brani zijn, weet ik niet. Volgens mijn translator-app is de Nederlandse vertaling ‘brani’.
We gaan op daguitstap naar de Waimarang waterval maar het regent en we geraken er niet, we rijden naar Rende, een traditioneel dorp waar me met Ikhat om de oren geslagen worden. Een dorpeling geeft ons uitleg over het intensieve weefproces. Op Flores worden al chemicaliën gebruikt, maar hier wordt Indigo-blauw nog getrokken uit een groen plantje met frisse blaadjes. Rood komt van een boom. Bruin van modder. We stoppen bij Walakiri Beach, waar we gegrilde vis en rijst en sambal (groenten zijn er niet) eten in een restaurantje zonder klanten.
Blijf genieten en beleven… Ook de laatste dagen….