KRÖLLER-MÜLLER: bladeren met één gat.

‘t Is koud, vochtig, de herfst hangt in de lucht. Tijd voor natuur en kunst. Want zo zijn we: natuurlijk en kunstig. 🙂 We doen niet echt veel musea (lees ‘quasi’ nooit), maar het Kröller-Müllermuseum in de Hoge Veluwe is natuurlijk een must. En al helemaal als we er niet ver voor hoeven te rijden. Trouwens, voor het prijskaartje hoef je het ook al niet te laten: een democratische, pak afgerond, 100 euro (Kunst is voor iedereen! ) om op een rijwiel door het bos te sjeezen, naar onbegrijpelijke kunstwerken te gapen en verward weer terug te fietsen. Zeg nu zelf. Het is alweer een een paar decennia geleden dat ik met het 6de middelbaar deze cultuurtempel bezocht. So bring it on!

De Veluwe is clichématig spooky, met de slierten mist tussen de sparren en boven de zandvlakten. Het is er rustig, op het mitrailleur-geratel van de nabijgelegen militaire schietbaan na. We rijden eerst een aantal kilometer tot het Sint-Hubertus jachthuis, één van de bescheiden buitenverblijfjes van de familie Kröller-Müller.

Sommige werken van Van Gogh of Picasso kan ik wel pruimen. Ja, ik geef het graag toe: het doet deugd om de Aardappeleters na al die jaren terug te zien, zo voor me aan de muur, en een prachtige Seurat, oh boy … al vrees ik dat het meer nostalgische herkenning is dan werkelijke appreciatie.

Maar moderne kunst … Tja. Ik ga de discussie niet aan. Ik heb er gewoon, over het algemeen, weinig mee. Al zeker niet met installatiekunst: ventilatoren die witte gordijnen laten opvliegen bv., het raakt me niet echt. En de monsters nog minder … het is vooral lachten met en rondhossen tussen. Ik vrees dat onze opvoeding deerlijk gefaald heeft.

Ook van ‘Grootste Witte Steen‘ ben ik weinig onder de indruk, en evenmin van ‘Alle vlekjes op een eik bij de parkeerplaats‘, of ‘Bladeren met één Gat’, kunstige werken van 2020. Dat was een goed jaar voor de kunst, zo blijkt.

Lux en Ella leunen tegen een witte muur, en krijgen een standje van de zaalwachter. Meisjes toch, de witte muur is ook een kunstwerk! En neen, dat is geen flauw grapje. Het is een wandreliëf. Concrete with cocoon. Ad Dekkers werkte er twee jaar aan: van 1971-1972. Maar alle reliëf is ondertussen weggesleten, waarschijnlijk door nietsvermoedende bezoekers, die er, moe van al het kunst-kijken, teveel tegenaan schurkten. Sorry, meneer Dekkers.

Aan het einde van de beeldentuin zien we de kop van Jan Fabre, meermaals, meerdere koppen dus. Een faun, een duivel, een gehoornd schaap …

Soit, we zijn blij, en vooral opgelucht, dat we onze plicht vervuld hebben en onze dochters even een cultuurbad gaven. Ze zijn ons er dankbaar voor.

Submit a comment

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s